Testosteron is bekend als het geslachtshormoon testosteron, ook wel androgeen genoemd. Veel mensen denken dat dit hormoon alleen werkzaam is met betrekking tot de voortplanting of de geslachtsdrift. Testosteron en alle andere geslachtshormonen doen echter heel veel meer dan alleen het ‘regelen’ van de voortplanting. De geslachtshormonen staan in dienst van het hele lichaam bij wel honderden processen. Dit geld voor zowel reuen als teven.
Testosteron receptoren (signaalontvangers) komen voor op vrijwel alle weefsels in het lichaam. Testosteron heeft een functie in bijna alle lichaamssystemen.
Het hormoon testosteron
heeft invloed op meer dan 110 lichaamsprocessen die niet met de voortplanting (reproductie) te maken hebben.
Het gegeven dat er op vrijwel iedere cel in het lichaam testosteron receptoren aanwezig zijn, geeft al aan dat testosteron enorm belangrijk is
voor het lichaam.
Als we een hond castreren worden de testikels en bijballen weggenomen. Als de hond ouder wordt zonder dat hij gecastreerd is, neemt de hoeveelheid testosteron in het lichaam zeer geleidelijk af. Dit kost spiermassa. Door castratie ontstaat er een acute en drastische verlaging van het testosteron.
Testosteron is noodzakelijk voor het hanteren van stress, gezond zelfvertrouwen en probleemoplossend vermogen.
Reuen met een hoog testosteronniveau worden niet agressiever maar sociaal vaardiger. Testosteron heeft namelijk wel degelijk invloed op de sociale status maar het heeft niet zoveel zin om deze status met agressie vast te stellen of te behouden. Er wordt van hoger geplaatste honden juist verwacht dat zij uitstekende sociale vaardigheden hebben en in hoge mate in staat zijn tot samenwerking. Net als bij mensen overigens. Aan vechtjassen heb je niets als het gaat om jagen, zorg voor de jongen en overleven. Hiervoor zijn juist strategisch inzicht en samenwerking noodzakelijk. Eigenschappen die door testosteron worden aangestuurd.
Testosteron heeft een enorme invloed op de neurotransmitters, de hersenboodschapperstofjes. Het grootste gedeelte van alle neurotransmitters worden in de darmen aangemaakt.
Wanneer het testosteron niveau wordt verlaagd en vooral wanneer dit door castratie acuut
gebeurt, zien we een enorme verlaging van de hersenboodschapperstof GABA.
GABA is een dempende of remmende neurotransmitter.
Verlaagde GABA spiegels zorgen voor een toename van arousal (waakzaamheid) waardoor de vatbaarheid voor angst toe neemt. Als het niveau van geslachtshormonen daalt en hiermee samenhangend ook het GABA niveau, kan dit de oorzaak zijn van het ontstaan of het verergeren van angst en zelfs leiden tot paniekstoornissen. Te laag in GABA zorgt voor onrust in het hoofd en het niet goed om kunnen gaan met prikkels. Herstel van angstige ervaringen wordt enorm bemoeilijkt wanneer GABA te laag is. Bij mensen die aan dwangneuroses leiden zien we te lage GABA spiegels. Honden met zogenaamde Compulsive disorders hebben vaak te lage GABA spiegels en andere neurotransmitter problemen.
Een verlaagd testosteron zorgt eveneens voor het verlagen van Serotonine, een andere neurotransmitter die een grote invloed heeft op emoties. Serotonine wordt ook wel het ‘feelgood’ stofje genoemd. Serotonine is net als GABA een dempende stof. Het reguleert angst en agressie. Een te lage serotonine spiegel in het lichaam kan a-sociaal gedrag en toegenomen agressie veroorzaken. Te weinig serotonine maakt het moeilijker om remmingen op te leggen in allerlei functies, waaronder gedrag.
Te laag serotonine niveau leidt tot:
Serotonine is verbonden aan de uiting van agressie onder ongunstige omstandigheden. Te weinig Serotonine leidt tot het wegvallen van remmingen en een toename van agressie.
Ook cortisol, het stresshormoon wat onder andere vrijkomt als reactie op zowel lichamelijke als mentaal- emotionele stress wordt verlaagd door het wegnemen van testosteron. Cortisol is echter noodzakelijk om adequaat op stress te reageren en eveneens voor een juist herstel na stress. Een chronische verlaging van cortisol heeft een ruïnerend effect op de gezondheid.
Duursporten, dus lange afstanden lopen of de hond naast de fiets laten lopen, beïnvloed de testosteron spiegel negatief.
Als we een reu castreren en zijn testosteron wegnemen, verlagen we ook zijn Serotonine, zijn GABA en zijn cortisol. We weten dat hierdoor angst, onzekerheid, depressie en agressie significant toenemen.
Reuen worden veelal gecastreerd om hen rustiger te krijgen of agressie naar soortgenoten te verminderen. Het is een feit dat onrust, hyperactiviteit en agressie niet veroorzaakt worden door testosteron maar door een toename van stresshormonen en een afname van de hierboven genoemde neurotransmitters. Castratie is dan ook de slechts denkbare oplossing als het gaat om het voorkomen of oplossen van deze problemen.
Het is een gegeven dat gecastreerde reuen vaak de aandacht trekken van niet gecastreerde reuen, die veelal rijgedrag vertonen ten opzichte van de castraat.
Door het wegnemen van het testosteron ontstaat er een disbalans in de hormoonhuishouding, de vrouwelijke hormonen komen hierdoor op een hoger niveau te liggen. Dit veroorzaakt een ander geurbeeld, de castraat ruikt anders dan een intacte reu maar ook anders dan een teef.
Omdat geur het belangrijkste communicatiemiddel is voor honden heeft dit direct effect op het gedrag van andere honden. Daarnaast ruikt de castraat niet alleen anders maar gedraagt zich ook anders doordat ook neurotransmitters in kwaliteit en kwantiteit veranderd zijn en vaak het cortisol sterk verlaagd is. Samen zorgt dit voor een totaal ander en afwijkend geurbeeld en ander gedrag. Dit kan reacties oproepen van andere reuen en overigens kunnen ook teven anders reageren op een castraat.
Als een reu gecastreerd wordt met als enige reden om hem onvruchtbaar te maken kun je beter
kiezen voor een sterilisatie, het afbinden van de zaadleiders. Hierdoor behoudt de hond zijn testosteron maar kan geen nakomelingen meer verwekken.
We moeten terdege beseffen dat het ontregelen van de hormoonhuishouding één van de voornaamste
redenen is voor het ontstaan van chronische ziekten, depressies, angsten en agressie.
Petra Driesen organiseert met regelmaat lezingen en cursussen over de effecten van hormonen en castratie, ook bijvoorbeeld over agressie bij honden (in relatie tot castratie). Beluister hier de gratis podcast met Petra over castratie-sterilisatie en de werking van de geslachtshormonen.
Dit artikel is geschreven door Petra Driesen.
Holistisch gedragstherapeut | Epigenetisch therapeut humaan en veterinair
Om de invloed van castratie op teven beter te begrijpen, is het belangrijk meer te weten over de hormoonhuishouding. Depuberteit van de teef begint op een leeftijd van ongeveer 7 tot 14 maanden, er is veel variatie tussen verschillende rassen. Door veranderingen in de hormonen ontstaat er een steeds terugkerende activiteit in de eierstokken en ook het uiteindelijke sluiten van de groeischijven in de botten (waardoor deze stoppen met groeien) gebeurt door hormonen. De teef wordt hierdoor langzaam volwassen.
Bij een vruchtbare teef zorgen LH en FSH ongeveer 2 keer per jaar voor de verdere ontwikkeling van eicellen in de eierstokken van de teef, wat uiteindelijk leidt tot een ovulatie / eisprong. Oestrogenen worden vooral geproduceerd door cellen rond rijpende eicellen, dus de productie is vooral hoog rond de vruchtbare periode van de teef. Oestrogenen veroorzaken veranderingen in de voortplantingsorganen en een bereidheid tot paren op het juiste moment.
De cellen die achterblijven na de eisprong, vormen zich om tot een klier die progesteron produceert: het gele lichaam.
Na castratie van een teef, en dus verwijdering van de eierstokken, kan de hoeveelheid testosteron in het lichaam tot 30% afnemen. Testosteron verdwijnt niet helemaal, want het wordt ook op andere plaatsen in het lichaam geproduceerd. Ook is de afname lang niet zo drastisch als na castratie bij de reu, maar toch zou een vermindering van de hoeveelheid testosteron invloed kunnen hebben op het gedrag van de teef na castratie. Er is meer onderzoek gedaan naar de gezondheidseffecten van castratie dan naar de gedragseffecten, en onderzoek naar gedragseffecten focust vaker op reuen dan op teven. Volgens het beperkte onderzoek dat er is, zijn de gedragseffecten na castratie van een teef vergelijkbaar met de gedragseffecten na castratie van een reu.
In 2005 zijn voor een Koreaans onderzoek 14 Duitse Herder teven toegewezen aan een castratiegroep (verwijdering van zowel de eierstokken als de baarmoeder) of een controlegroep. De teven in de eerste groep werden gecastreerd (op een leeftijd van 5 – 10 maanden) en na 5 maanden werd hun gedrag vergeleken met dat van de teven in de controlegroep. Beide groepen waren op de castratie na precies hetzelfde behandeld. Tijdens de gedragstest naderden een voor de teef onbekende persoon en onbekende hond de kennel van de teef. De reactiviteit van de gecastreerde teven bleek hoger te zijn: zij blaften en gromden meer, waren veel drukker in hun bewegingen en toonden meer tekenen van stress.
Een ander onderzoek concludeerde dat de kans op een verhoogde reactiviteit hoger is, als de teef al een relatief hoge reactiviteit toont voor de castratie. Dit onderzoek raadde ook af om teven die agressief gedrag vertoonden te laten castreren, omdat de kans dat de agressie toeneemt na castratie groter is dan de kans dat de agressie toeneemt als de teef intact blijft.
Er zijn verschillende onderzoeken die uit enquêtes onder honderden (soms zelfs duizenden) hondeneigenaren rapporteren dat agressie meer voorkomt onder gecastreerde honden. Ook zijn er enkele onderzoeken die geen verschil in agressie vonden tussen gecastreerde en intacte honden.
De onderzoeken die geen verschil vonden, hebben aan het begin van de studie alle honden die gecastreerd werden vanwege een gedragsprobleem (waaronder agressie) verwijderd uit de studie. Deze honden zouden voor een vertekend beeld kunnen zorgen: ze vertoonden immers voor de castratie al meer agressie dan de intacte honden waarmee ze nu vergeleken worden. Het is onmogelijk om een conclusie te trekken over de invloed van castratie op de mate van agressie van deze honden, zonder meer te weten over hun gedrag als intacte hond.
Er is dus meer onderzoek nodig zoals hierboven beschreven, waarbij honden willekeurig worden toegewezen aan een castratiegroep of een controlegroep (en niet vooral honden met probleemgedrag in de castratiegroep) of onderzoek waarbij honden jarenlang gemonitord worden, zodat hun gedrag voor en na castratie vergeleken kan worden.
Gedragingen die mogelijk wel verminderen na de castratie, zijngedragingen die gelinkt zijn aan de cyclus. Sommige teven vertonen vooral tijdens de loopsheid bepaalde gedragingen, die ze normaal niet of nauwelijks vertonen. Voorbeelden zijn markeergedrag (urineren op specifieke plaatsen) en rijgedrag (bestijgen van en rijden op andere dieren, mensen of voorwerpen), of ze vertonen wegloopgedrag.
Als dit gedrag (bijna) alleen voorkomt tijdens de loopsheid, kan het veroorzaakt worden door de hormonen die daarmee gepaard gaan. Gedrag dat volledig voortkomt uit sekshormonen, kan verminderen door castratie. In de praktijk blijkt dat er vele oorzaken kunnen zijn voor deze gedragingen, waardoor gedragstherapie mogelijk beter werkt dan castratie. Een probleem dat waarschijnlijk wel vermindert door castratie, is het schijnzwanger zijn. Sommige teven tonen hiervan iedere cyclus heftige symptomen en castratie zou dit probleem op kunnen lossen.
De meest genoemde positieve gezondheidseffecten van castratie van de teef zijn een zeer sterkverminderde kans op melkkliertumoren en baarmoederontsteking. Als naast de eierstokken ook de baarmoeder verwijderd wordt, is de kans op baarmoederontsteking natuurlijk volledig geëlimineerd.
Theoretisch geldt voor beide risico’s: hoe jonger de teef op het moment van castratie, hoe groter het positieve effect op de gezondheid. Bij iedere loopsheid komen oestrogenen en progesteron in relatief grote hoeveelheden vrij. Oestrogenen werken in op de melkklieren, waardoor daar steeds makkelijker tumoren zouden kunnen ontstaan en progesteron werkt in op de wand van de baarmoeder, waardoor een infectie zich daar steeds makkelijker kan nestelen.
Bij honden is ongeveer de helft van de melkkliertumoren goedaardig, de andere helft is kwaadaardig. Vooral kwaadaardige tumoren zijn gevaarlijk voor de gezondheid, goedaardige tumoren kunnen meestal goed behandeld worden. Een onderzoek uit 1969 vond een sterk verband tussen het moment van castratie en de kans dat een melkkliertumor kwaadaardig is:
Dit zegt echter niets over de kans op melkkliertumoren in het algemeen. Cijfers hierover zijn gedateerd en er zijn recente onderzoeken die de het sterke verband tussen de kans op melkkliertumoren en de status van de teef (intact of gecastreerd) in twijfel trekken. Daarbij is de status van de teef niet de enige risicofactor: volgens een ander onderzoek lijkt het ras van de hond zelfs een grotere invloed te hebben. De kans op een baarmoederontsteking voor het bereiken van een leeftijd van 10 jaar varieert van 5% tot 66% tussen verschillende rassen. Voor de kans op melkkliertumoren is de spreiding tussen de rassen 1% tot 46%.
Zoals eerder beschreven, zorgt de productie van oestrogenen en testosteron ervoor dat de hypothalamus en hypofyse minder hormonen gaan afgeven. In het geval van castratie dalen de hoeveelheden oestrogenen en testosteron sterk, omdat de productie vanuit de eierstokken volledig wegvalt. De hersenen krijgen daardoor nooit het signaal dat er een balans is bereikt, en dat de productie van GnRH, LH en FSH kan dalen. De productie blijft dus toenemen en op een bepaald niveau constant doorgaan. Gecastreerde honden hebben hierdoor tot 30 keer meer LH in hun lichaam dan vergelijkbare intacte honden. LH werkt niet alleen in op de voortplantingsorganen, er zijn receptoren in het gehele lichaam. Een nog te testen theorie is dat de extreme concentraties LH op bepaalde plaatsen in het lichaam cellen zodanig stimuleren, dat zij zich ontwikkelen tot kankercellen. Het veroorzaken van melkkliertumoren door oestrogenen werkt in principe op dezelfde manier. Er zijn verschillende soorten kanker die vaker voorkomen bij gecastreerde honden dan intacte:
Ook eerder genoemd, is het effect dat de puberteit heeft op het sluiten van de groeischijven in de botten. De verandering in de hormoonhuishouding is een belangrijk signaal voor het sluiten van deze platen (de omvorming tot bot) en dus het stoppen van het groeien van de botten. Dit proces is pas volledig voltooid op een leeftijd van ongeveer 18 maanden (er is variatie tussen de rassen). Als de eierstokken (hetzelfde geldt voor de reu bij verwijdering van de testikels) verwijderd worden voordat deze sluiting in alle botten compleet is, blijven de groeischijven langer open, waardoor sommige botten langer door groeien dan normaal. Hierdoor wordt de verhouding van de botten ten opzichte van elkaar beïnvloed, wat niet alleen belangrijk is voor het uiterlijk van de hond, maar ook voor de functionaliteit van de botten. Dit kan een verklaring zijn voor het vaker voorkomen van heupdysplasie en een ruptuur van de voorste kruisband van de knie bij gecastreerde honden. Dit is vooral wanneer zij gecastreerd zijn voor een leeftijd van 18 maanden, maar vooral voor de ruptuur van de knieband geldt dat het verhoogde risico ook aanwezig blijft bij latere castratie.
Een minder heftig negatief gevolg van castratie van teven is dat de kans op urineweginfecties en urine-incontinentie groter is bij gecastreerde teven. Waarschijnlijk komt dit door een gebrek aan oestrogenen.
Een laatste belangrijk gevolg van castratie is de verhoogde kans op obesitas, met alle gezondheidsrisico’s van dien. Na castratie vertraagt het metabolisme van de hond, waardoor er minder energie nodig is om het lichaam in stand te houden. Daarnaast vermindert de hormonale remming van de eetlust: het signaal dat een verzadigd gevoel geeft na het eten wordt zwakker. Hierdoor leidt meer dan de helft van de gecastreerde honden aan overgewicht. Daarbij komt dat vetweefsel hormonen afscheidt, waaronder oestrogenen. Deze extra oestrogenen kunnen de kans op melkkliertumoren weer enigszins verhogen.
Naar mijn mening is er geen duidelijk algemeen advies voor het wel of niet castreren van teven. Om positief effecten te hebben, moet de castratie zo vroeg mogelijk gebeuren, maar dit verergert de negatieve effecten van castratie. Het is daarom maar de vraag of de verlaagde kans op melkkliertumoren en baarmoederontsteking opweegt tegen de verhoogde kans op andere soorten kanker, afwijkingen in het skelet, urineweginfecties, urine-incontinentie en obesitas. Het effect van castratie op het gedrag van de teef lijkt in ieder geval niet positief te zijn, eerder neutraal of zelfs negatief.
Referenties: Algemene informatie over hormonen en cyclus
Referenties: Gedragseffecten na castratie
Referenties: Verder onderzoek naar de effecten van castratie op agressie
Referenties: Mogelijke positieve gedragseffecten na castratie
Referenties: Positieve gezondheidseffecten na castratie
Referenties: Negatieve gezondheidseffecten na castratie
Referentie voor meerdere onderdelen
Should I spay or neuter my dog? Understanding the secret life of sex hormones. Geschreven door Jane Messineo Lindquist, Director of the film ‘Puppy Culture – The critical first twelve weeks that can shape your puppy’s future’. Hierin worden nog meer wetenschappelijke onderzoeken en referenties aangehaald, ook over castratie bij de reu.
Dit artikel is geschreven door Pascalle Roulaux, Bachelor diergeneeskunde en Masterstudent dierwetenschappen Wageningen University & Research.